De kleine mantelmeeuw heeft een leigrijze mantel, in tegenstelling tot de zilvermeeuw die lichtgrijs is. Verder heeft hij gele poten, in tegenstelling tot grote mantelmeeuw die roze poten heeft.
De kleine mantelmeeuw leeft vooral van (zee-)vis, en zwemkrabben, maar ook op het land wordt veel gefoerageerd (zoogdieren, insecten, in minder mate ook afval).
De kleine mantelmeeuw broedt in kolonies langs de kust en in veel landen in toenemende mate op daken in steden. Zijn nest is een nestkuil op de grond, meestal gemaakt van losgetrokken gras, waarin twee of drie eieren worden gelegd.
De kleine mantelmeeuw komt in Nederland vooral voor in het Waddengebied en in de Zeeuwse Delta. Ooit was het een zomergast maar de vogel wordt tegenwoordig ook ‘s winters in kleine aantallen waargenomen.